[ Pobierz całość w formacie PDF ]
.’ Hij keek me triomfantelijk aan.‘Dat heb je er wel van,’ zei hij.Inderdaad vrienden, er is een loon der dapperen.36Bekwaam vaderIn het Overijsselse dorp heb ik even een rol pepermuntjes gekocht om te kijken of hij nog leefde.Het was zo.Hij stond met spierwit haar achter de toonbank van de oude drogisterij en had zijn glimlach gaaf behouden.Herkennen deed hij me natuurlijk niet, want ik was tien, toen hij mij voor het laatst zag — een jochie uit de stad, dat kwam logeren bij tante Annie, een vriendin van mijn ouders, die daar met haar moeder woonde.Het waren stille, klein behuisde vrouwtjes, die mij ‘s avonds op de divan in de woonkamer te slapen legden en dan geduldig zwegen tot ze dachten dat ik sliep.Meestal was dat niet het geval.Ik lag met dichte ogen lekker te luisteren naar het gedempte grotemensengesprek, dat de kamer dan ging vullen met een geheimzinnig gesmiespel.Vaak ging het over Corrie, die zich zo had aangesteld toen Kees er was.‘Met d’r haar los en een blauw lint erin kwam ze van de trap!’ riep Annie eens smalend uit.‘Ik heb het zélf gezien!’ Ik vond het een duistere, doch aangrijpende mededeling en lange tijd hadden blauwe haarlinten iets opwindends voor me.Daar ben ik nu wel overheen.‘Ik was vanmiddag nog even bij de drogist,’ zei demoeder van tante Annie op een avond.‘Die Freek is toch zó’n aardige jongen.Er kwam geen antwoord.Na een poosje vervolgde de vrouw: ‘Ik heb wel eens gedacht, dat hij een goeie man voor je zou zijn.Geërgerd antwoordde de dochter: ‘He, doe toch niet zo bespottelijk.’ Lange tijd bleef het doodstil.Toen hoorde ik de stem van de moeder moeilijk zeggen: ‘Je bent al eenendertig kind.Je tijd gaat voorbij als je niet oppast.’ Er klonken een paar harde bonken.Door mijn oogharen heen zag ik, dat tante Annie was opgestaan en de kamer uit liep.‘Ssst.Denk om het kind!’ riep de oude vrouw.Ze kwam bij mij kijken, maar ik hield mijn ogen toe en speelde onverbeterlijk het slapende ventje, dat ik even later in werkelijkheid was.Des anderen daags hield het probleem mij bezig.Tussen tante Annie en haar moeder was voor mij geen wezenlijk verschil — ik vond het twee oude mensen.En dat over Freek, de drogist, die een grijsaard van vierendertig was, kon worden gesproken als over ‘een aardige jongen’, maakte de grotemensenwereld nóg onontwarbaarder voor mij.Toen ik peinzend door de keuken kwam met mijn hoepel, hoorde ik de oude vrouw zeggen: “Nee, ik heb alleen tegen zijn moeder gezegd dat hij straks even komen mag.Dat is alles, ‘t Enige wat ik van je vraag, is hier rustig te blijven zitten en een kopje thee te schenken.’‘Nee, nee, nee,’ zei tante Annie opgewonden.‘Als hij komt, dan ga ik weg.’‘Toe nou.pleitte de moeder, maar opeens lieptante Annie met een hoogrode kleur de keuken in en glipte he,t huis uit, door de achterdeur.‘Kindje, luister nou…!’ riep de oude vrouw.Ze ging er achteraan.Zo hard als ze konden liepen ze over het stoppelveld, met wapperende rokken.Toen ik ze een poosje nagekeken had, trad ik de huiskamer binnen, nam een koekje uit de trommel en ging aan tafel zitten lezen in het kinderweekblad ‘Het dubbeltje’, dat ik bij de kantoorboekhandel had mogen kopen.Opeens klonken er stappen in de keuken en toen ik opkeek, zag ik de drogist op de drempel staan.‘Zal ik er maar inkomen?’ vroeg hij, met zijn glimlach.Hij had een blauw pak aan, dat hem slecht zat.De broek was heel smal en een stuk te kort, zoals het nu mode is, dus voor die tijd zag hij er tamelijk belachelijk uit.‘Zit je hier zo alleen ventje?’ vroeg hij vriendelijk.‘Ja,’ antwoordde ik.Hij haalde een mooi, glimmend doosje uit zijn zaken hield het me voor.Er zaten pepermunten in.‘Neem er maar een paar,’ zei hij royaal.Ik nam er vier.Meer kon je niet doen, leek me.‘Waar is je tante Annie?’ vroeg hij.‘Die is hard weggelopen,’ zei ik.Hij knikte zeer mild.Toen vervolgde hij: ‘Wist zetdan niet, dat ik kwam?’‘Ja, daarom is ze juist weggelopen,’ antwoordde ik.‘Is dat doosje van goud?’ ‘Nee, van koper,’ sprak hij.‘Vind je het mooi?’ ‘Nou!’ riep ik.Hij stond op.‘Neem het dan maar,’ zei hij.‘Dag ventje.’ Zacht neuriënd ging hij weg.Ik hoorde zijn stap kraken op het grindpad naast het huis.Toen werd het stil en behoorde de kamer aan mij en het glinsterende doosje, waarin nog twaalf pepermunten zaten.Mijn tante en haar moeder zijn al lang dood en de drogist is een witte solist geworden, die welwillend pepermuntjes verkoopt en daarbij zegt: ‘Iets minder guur, vindt u niet?’ ‘Dat wel,’ vond ik.Er is een bekwaam vader aan hem verloren gegaan, vrees ik.VraagZouden ook communisten naar de hemel gaan?Ik weet het niet.Ik vrees het wel.Als dat zo is, begint dus onze hel,daar in de hemel, weer van voren af aan.Of zijn we anders, op dat hoog niveau? Wat minder in ons zelve vastgebeten.Niet zo gebrand op wat we zéker weten.Veger en vager, hemelser en zo…Goed, Adolf Hitler kom je daar niet tegen.Die man moet branden, neem me dat niet af.Maar is nu Heinrich, zó uit zijn soldatengraf, als Nacht-und Nebelhäftling naar de hel gestegen?Ach nee, ook Heinrich loopt de hemelwolken kaal.En Jack en Iwan — al die doodgeslagen kind’ren Door pa bemind, maar dat kon niet verhind’ren, dat zij verdronken in zijn heilig ideaal.Daar, in hun midden, zullen we dus leren, hoe je dat doet — verdraagzaam wezen.We gaan er eensgezind ‘De Waarheid’ lezen en laten zelfs Jacques Gans beleefd passeren.Zo wordt de dood ten slotte het begin van al het hemels, dat we op aard verlangen.Ik ben wat schor voor zulke reine samenzangen, maar never mind — ik kom er toch niet in.42Een handjevol kunstiIn Londens Fleet Street hebben de voornaamste Engelse kranten de gebouwen, die ze in meer dan één opzicht verdienen.De rijke sensatiebladen bewonen grote, nieuwe paleizen, die veel te protserig glimmen om vertrouwen te wekken.Hoe ingetogen peinst daarnaast de stoffige stulp van de Manchester Guardian.Maar dat is dan ook de krant waarvan de hoofdredacteur eens een stuk kopij aan een van zijn medewerkers teruggaf, met de woorden: ‘Dat zinnetje vind ik niet zo gelukkig.’ De man antwoordde: ‘Maar dat zinnetje is niet van mij, dat is een citaat uit George Meredith.’ Waarop de hoofdredacteur sprak: ‘Nou, ‘t is dan misschien goed genoeg voor mr.Meredith, maar het is niet goed genoeg voor de Manchester Guardian.’Het voortreffelijk ingelichte, doch hyperdiscrete dagblad ‘The Times’ (‘De krant met het grootste aantal ongedrukte primeurs in de geschiedenis der journalistiek,’ zei Collin Brooks) bereikt men via een steeg, want het mijdt de ordinaire drukte van Fleet Street in een afzijdig, door de jaren gebeitst gebouw, dat volledig beantwoordt aan mijn roman-tische verwachtingen.Maar als ik er eerbiedig ben binnengegaan, worden ze beschaamd.‘Ik zou graag even de legger van 1925 inzien,’ zeg ik tegen een jongeman, die het archief beheert.Voor ‘The Times’ is dat niet lang geleden.Daarom klinkt zijn antwoord zo verrassend in deze hyper-traditionele omgeving: ‘Dan moet u naar een openbare leeszaal gaan, meneer.Wij bewaren hier maar twintig jaar.We hebben gee,n ruimte voor al die oude rommel.’Enigszins onthutst of, zo u wilt, ontgoocheld, heb ik zijn advies opgevolgd.Ik neem u even mee op deze papieren speurtocht, die voert naar een legendarische Hamlet.De eens werejdbefaamde Amerikaanse acteur John Barrymore speelde de rol destijds, in een groot Londens theater, op zijn manier.De première was een triomf waarvan ik, in de openbare leeszaal, de weerklank in de geestdriftige kritieken terugvond.Unaniem prezen zij, in hooggestemde bewoordingen, Barrymore’s uiterst persoonlijke benadering van de rol.Het is pikant dit gejubel te lezen, kort na de lectuur van het hoofdstuk dat Ben Hecht in zijn memoires aan Barrymore wijdde
[ Pobierz całość w formacie PDF ]
© 2009 Każdy czyn dokonany w gniewie jest skazany na klęskę - Ceske - Sjezdovky .cz. Design downloaded from free website templates